1. spiegel
Kijk in de spiegel... en vind de 7 fouten.
De ogen zijn de spiegel van de ziel.
Ik heb een spiegel nodig om mijn haar te kammen.
Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.
Kind, raak niet aan de spiegel!
Hij kijkt naar hem in de spiegel.
オランダ語 "という言葉zrcadlo"(spiegel)集合で発生します。
Koupelna slovní zásoba holandsky