1. gras
Laten we op het gras gaan zitten.
Op droge grond groeit zelfs geen gras.
De geur van gemaaid gras roept beelden op van hete zomermiddagen.
Op het bordje in het park stond geschreven "Niet op het gras lopen!"
Ziedaar het addertje onder het gras.
Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
Hij lag in het gras.
Ik krijg nooit eens de gelegenheid om ook wat in te brengen, want Emma maait steeds het gras voor mijn voeten weg.
Het gras van de buren is altijd groener.
We kunnen wilde dieren zien liggen in het gras.
Loop niet op het gras.
Na een stevige regenbui geurt het gras zo heerlijk.
Naar men zegt is het gras in Engeland zelfs in de winter groen.
Direct nadat de piste geprepareerd is, is het er goed skiën, maar later op de dag ontstaan er plekken waar het gras door de sneeuw heen komt.
オランダ語 "という言葉grass"(gras)集合で発生します。
Dutch Milestone A1 1