1. verpleegster
Ze is verpleegster.
De verpleegster verpleegde de zieken met toewijding.
Tijdens haar middelbareschooltijd zei haar grootvader die in het ziekenhuis lag, vriendelijk aan een verpleegster: "Hartelijk dank, ge helpt mij enorm.", en dat was voor haar indrukwekkend.
オランダ語 "という言葉nurse"(verpleegster)集合で発生します。
Beroepen in het Engels2. verpleger
Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.
オランダ語 "という言葉nurse"(verpleger)集合で発生します。
woordjes hst 73. verpleegkundigen
オランダ語 "という言葉nurse"(verpleegkundigen)集合で発生します。
Engels A2 hoofdstuk 5 les 4