1. stellen
Hij moest het dagenlang zonder voedsel stellen.
Ik wou een vraag stellen.
Ik zou het op prijs stellen als ze naast me zou komen zitten.
Veel vrouwen streven naar een hogere opleiding en een carrière, en daarom stellen ze huwelijk en kinderen uit.
De rode lijnen op de kaart stellen spoorwegen voor.
Als ge iemand vragen kunt doen stellen, stuurt ge het gesprek naar uw doel.
Moet je echt de vraag stellen om het antwoord te weten te komen?
De afdeling Forensische Opsporing probeert de oorzaak van de brand van vandaag vast te stellen.
We hebben beslist de vergadering uit te stellen tot volgende zondag.
Een idioot kan meer vragen stellen dan tien wijze mensen kunnen beantwoorden.
Wij stellen dat de economie beter zal worden.
Wat stellen deze punten op de kaart voor?
Hij besloot zijn vertrek uit te stellen.
Men moet geen taalkundige zijn om vast te stellen dat dit kindje nog niet kan spreken.
Maakt u zich geen zorgen, probeerde Dima de vrouw gerust te stellen. "Het is niet van mij."
オランダ語 "という言葉set"(stellen)集合で発生します。
2000 Most Used Dutch Words (1/2)2. stel
Stel nooit uit tot morgen wat je overmorgen kunt doen.
Stel hem niet teleur.
Stel alleen vragen die zijn te beantwoorden met "ja" of "nee".
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Ik stel voor dat we het werk stoppen voor vandaag.
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
Stel u voor dat iedereen Esperanto kent; hoe zou dat internationale reizen vergemakkelijken?
Stel me eens voor aan een of ander knap meisje.
Ik stel voor dat we thuisblijven en tv kijken.
Wat een vragen stel je me!
3. zetten
Ik wil mijn leven niet op het spel zetten.
Gelieve deze stoelen weg te zetten.
Mag ik mij hier zetten?
Na alle moeite die we ervoor gedaan hebben om dat project op poten te zetten, kostte het ze maar een seconde het onderuit te halen bij de bijeenkomst.
Deze knul is een echte autodidact: hij heeft zelf geleerd zijn knopen aan te zetten.
Soms moeten we een stap achteruit zetten, en de zaken nog eens overdenken.
De radio staat te luid. Kunt ge hem niet wat stiller zetten?
Als ik het alfabet een nieuwe volgorde kon geven, zou ik de letters U en I naast elkaar zetten.
Ho, hemel! riep de moeder uit, "wat zie ik? Haar zuster is de schuld van alles; ik zal haar dat betaald zetten!"
Wat doe je als je iets dat je zelf niet begrijpt op je lichaam hebt laten zetten en een onverwacht resultaat hebt gekregen?
Ik kan nooit anderen aan het werk zetten, ik doe altijd liever alles zelf.
Wil je die rollator zo even in de schuur zetten? Hier is het maar een sta-in-de-weg.
Het is onbeleefd om in het openbaar je baas voor gek te zetten.
Ja, dat ben ik, zei Al-Sayib. "Maar er is er minstens één van ons in elk land. En we houden allemaal van Fanta en van noobs op hun plaats zetten."
Wist je dat hij goed koffie kan zetten?
4. gepland staan