1. schaduw
Schrik hebben van zijn eigen schaduw.
Het was fris in de schaduw van de bomen.
En als hij moe was, sliep hij in haar schaduw.
Laten we daar zitten, waar er schaduw is.
Er hing een schaduw over mij.
Waar licht is, is ook schaduw.
De tuin ligt nog in de schaduw.
オランダ語 "という言葉shadow"(schaduw)集合で発生します。
B2 Nederlands