辞書 英語 - オランダ語

English - Nederlands, Vlaams

talking オランダ語:

1. praat praat


Hij praat altijd veel.
Praat niet in de leesruimte.
Ik praat niet tegen jou, maar tegen de aap.
Praat niet zo snel, alstublieft.
Wie te veel praat, schaadt zichzelf.
Hij praat erg goed Japans.
Die jongen praat alsof hij een volwassene is.
Van praat komt praat.
Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.

オランダ語 "という言葉talking"(praat)集合で発生します。

2000 Most Used Dutch Words (1/2)