1. kaartje
Moet ik voor u een kaartje reserveren voor het concert?
Om met de bus te gaan, heb je een kaartje nodig.
Geeft u mij een kaartje voor de voorstelling van zeven uur, alstublieft.
Vergeet het kaartje niet.
オランダ語 "という言葉ticket"(kaartje)集合で発生します。
Lernbox 5 CALL THE HOTLINE