1. slaan
Men mag niet kinderen slaan.
Wie een hond wil slaan, vindt altijd een stok.
Toen ik hier pas was komen wonen, was er hier vlakbij een rotonde waarbij je rechts moest voorsorteren om linksaf te slaan. Die was vast door een Belgische aannemer gebouwd.
En ze liep onmiddellijk om haar te slaan.
Ik wou hem slaan, maar hij liep van mij weg.
オランダ語 "という言葉golpear"(slaan)集合で発生します。
Spaans hoofdstuk 42. hit