1. blijven
Het leven is als fietsen. Om in balans te blijven moet je in beweging blijven.
Stil blijven, alstublieft.
blijf, blijft, blijven; bleed, bleven; ik ben gebleven
Zolang we enkel gericht blijven op productie en consumptie, zullen we nooit onze problemen te boven komen.
Wie paard of vrouw zoekt zonder gebreken, die mag zijn werk wel in de steek laten en bedenken dat zijn bed en stal voor eeuwig leeg zullen blijven.
Ooit zal er een tijd komen dat Esperanto, gemeenschappelijk bezit geworden van het hele mensdom, zijn karakter van een idee zal verliezen: dan zal het alleen maar een taal worden, men zal er niet meer om strijden, men zal er enkel nut blijven uit halen.
Ik ben blijven slapen want mijn wekker ging niet af.
blijven, bleef, bleven, gebleven. Vader was een bescheiden man en bleef op de achtergrond. Tot de laatste dag is ze in dienst van de familie gebleven.
Ik vraag mij af of hij in leven kan blijven met een zo klein loon.
3 dagen na de dood blijven haar en nagels groeien, maar er komen minder telefoonoproepen.
Onze trein is vijf uur blijven staan wegens een aardbeving.
Ja, antwoordde Dima, terwijl hij een stukje halfopgegeten vis dat was blijven zitten op zijn rechtermouw wegveegde. "Ik wil graag dat daar kopen."
Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.
Wat bedoel je? vroeg Dima, maar liet een boer, want als hij stil zou blijven, zou deze zin te eenvoudig zijn.
Potverdikkeme nog aan toe! Hoe vaak moet ik je nou nog zeggen dat je daarvan af moet blijven?
オランダ語 "という言葉quedarse"(blijven)集合で発生します。
beg 2 werkwoordentengo planes