1. stom
1. Doe niet zo stom!; 2. Wat een stomme fout!; 3. Het is je eigen stomme schuld [-> eigen schuld, dikke bult]
een stomme film
Ik ben zo stom... Ik probeer je dingen uit te leggen die ik zelf niet begrijp.
Ben je doof of stom?
Alles wat te stom is om te zeggen, wordt gezongen.
Hij is stom als de donkere nacht.
オランダ語 "という言葉bête"(stom)集合で発生します。
H1 en H2 Frans-Nederlands