1. groeien
groeien en bloeien!
Tom laat zijn snor groeien.
Overeenstemming doet iets kleins groeien, tweedracht richt iets groots ten gronde.
Kinderen groeien zo vlug.
Bomen groeien niet tot in de hemel.
Tussen beiden begon de liefde te groeien.
Sinaasappels groeien in warme landen.
Of ge uw baard vier of zeven jaar laat groeien, onder het mes van de barbier valt hij in even veel tijd.
3 dagen na de dood blijven haar en nagels groeien, maar er komen minder telefoonoproepen.
オランダ語 "という言葉croître"(groeien)集合で発生します。
FRANS HCE U2,4,5,6,9,11,13 FR-NL