1. jammer
Het is jammer dat je weg moet.
Het is jammer dat ik niet zo goed Engels begrijp.
Wat jammer dat jullie niet kunnen komen!
Wat jammer!
Het is jammer dat ze zo egoistisch is.
Jammer dat ik niet hoef af te vallen.
Jammer dat ze ziek is.
Wat jammer dat ik geen tuin heb!
Ik vind het jammer dat ik je niet kan helpen.
Jammer dat mijn vriend hier niet is.
Het is heel jammer dat je vrouw niet kon komen.
Jammer genoeg is het hotel dat je aanbevolen had compleet volgeboekt.
Jammer.
オランダ語 "という言葉dommage"(jammer)集合で発生します。
Frans H. 1 Vocabulaire Ffrans voca e hoofdstuk 2Frans blz 41, 42Frans H1, woorden F