1. restaurant
Hij heeft een groot restaurant vlak bij het meer.
Zaterdag zijn we naar de film geweest en daarna naar het restaurant.
Ik heb een goed Mexicaans restaurant gevonden.
Ik ga eens in de twee dagen op restaurant.
Ik ging de stad in om een goed restaurant te zoeken.
Dit is het beste restaurant dat ik ken.
Ons restaurant is het beste.
Mijn vader heeft een restaurant.
Dat restaurant daar is verschrikkelijk.
Hoe laat sluit het restaurant?
Kent gij een goed restaurant in deze buurt?
Ik kan dat restaurant aanbevelen.
De sfeer in dit restaurant bevalt mij.
Tegenover het museum zult ge twee gebouwen zien, en het restaurant is het grootste van beide.
Michael, dit is het restaurant waar uw vader en ik onze eerste afspraak hadden.
2. het restaurant
オランダ語 "という言葉ristorante"(het restaurant)集合で発生します。
Spazio - De ruimte