1. schreeuw
Ik liep over de drukke straat, en opeens hoorde ik een schelle schreeuw.
Schreeuw niet tegen me.
Een schreeuw doorbrak de stilte.
2. schreeuwen
Blijkbaar begon haar moeder te schreeuwen.
Ik hoorde iemand schreeuwen.
オランダ語 "という言葉urlare"(schreeuwen)集合で発生します。
Frasi olandese