辞書 日本の - オランダ語

日本語, にほんご - Nederlands, Vlaams

ない オランダ語:

1. Afwezig


Is er iemand afwezig vandaag?
Tom is afwezig.
Geen enkele leerling was afwezig.
Ik was gisteren op het werk afwezig.
Hij was afwezig wegens ziekte.
Jane is vandaag afwezig op school.