1. koude
Ik eet graag koude aardappelsla in de zomer.
De mensen hier zijn de koude gewoon.
We verwachten dit jaar een heel koude winter.
Mijn tanden zijn gevoelig voor de koude.
Er blaast een koude zeewind.
Het koude klimaat had zijn weerslag op zijn gezondheid.
Het was een koude zomer dit jaar.
Niemand wil buiten werken op een koude dag.
Het koude weer duurde voor drie weken.
Ik vind het moeilijk om vroeg op te staan op een koude morgen.
オランダ語 "という言葉saaukstēšanās"(koude)集合で発生します。
Veselības problēmas holandiešu valodā