1. omgaan
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
Ze kan niet met spanning omgaan.
Je zult met die moeilijke problemen moeten omgaan.
オランダ語 "という言葉met"(omgaan)集合で発生します。
Vaste voorzetsels 5