1. lezen
Hij kan lezen.
De wereld is een boek, zij die niet reizen lezen enkel de eerste bladzijde.
/ les/ las(lazen)/ h.z. gelezen
Het leek erop dat lezen een van zijn ongezonde gewoontes was, aangezien hij zich even gretig stortte op alles wat hij maar in handen kreeg.
De jongen beweerde te kunnen lezen, maar hij hield zijn boek omgekeerd.
Als je deze mail niet kan lezen, klik hier.
Ik heb een vergrootglas nodig om de kleine lettertjes van het contract te kunnen lezen.
Hij bleef in zijn boek lezen alsof er niets gebeurd was.
Ge kunt tien boeken lezen per week? Bedoelt ge niet per maand?
Door boeiende verhalen te lezen zal je weldra bemerken, dat je al goed Esperanto kan lezen.
Eén voor één kwamen de jongens kijken wat ik aan het lezen was.
Kunt gij echt niet lezen of schrijven?
Aangezien hij zulke kleine letters kan lezen, is hij niet bijziend.
Lezen in een donkere kamer is niet goed.
Ik zit liever in de bibliotheek te lezen dan dat ik naar huis ga.
オランダ語 "という言葉czytać"(lezen)集合で発生します。
500 czasowników po niderlandzku 51 - 1001000 najpopularniejszych słów po niderlandzku 701 ...czasowniki nieregularneCzasowniki, zdaniaczasowniki różne2. lees
Vandaag is het woensdag. Ik lees.
Ik lees.
Voor het inslapen lees ik alleen romans, geen wetenschap of zo.
Johnny, lees alstublieft de voorlaatste paragraaf.
Ik lees altijd eerst de sportbijlage.
Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.
Lees na mij.
Als ik zijn stripverhalen lees, moet ik altijd lachen.
Pak een boek en lees het!
Lees zoveel boeken als ge kunt terwijl ge student zijt.
Lees elke dag de krant, want anders bent u niet op de hoogte van het laatste nieuws.
Nu, ik bak brood, luister naar muziek, of lees een beeldverhaal.
Lees voor vrijdag hoofdstuk 4.
Dit boek heeft zestig bladzijden. Dus, als ik elke dag vijftien bladzijden lees, zal ik het hele boek in vier dagen uit hebben.
Als je nog één keer zo'n grote mond geeft, lees ik vanavond geen verhaaltje voor.