1. aandeel hebben in
2. delen
We delen ons geluk met jullie.
Kun je jouw sandwich met mij delen?
Deze roman bestaat uit drie delen.
Grote delen van de oceaan zijn vervuild.
オランダ語 "という言葉dzielić się"(delen)集合で発生します。
500 czasowników po niderlandzku 251 - 300