1. het vaderland
2. vaderland
Zijn vaderland is Duitsland.
Wij haten deze vijand van het vaderland.
Het vaderland moet door iedereen geliefd zijn.
Hij heeft zijn leven gegeven voor zijn vaderland.
Zij vochten voor hun vaderland.
Je leeft niet in een land; je leeft in een taal. Jouw vaderland, dat is je taal en niets anders.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een internist raadplegen.
Zijn vaderland is Georgië.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een chirurg raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een vrouwenarts raadplegen.
Na je terugkeer in je vaderland zou je best een kinderarts raadplegen.
オランダ語 "という言葉ojczyzna"(vaderland)集合で発生します。
tweede ronde3. de geboorteland
4. thuisland
オランダ語 "という言葉ojczyzna"(thuisland)集合で発生します。
Mówimy po niderlandzku