1. overleven
Een dichter kan alles overleven, behalve een drukfout.
Vissen kunnen niet overleven buiten het water.
オランダ語 "という言葉przeżyć"(overleven)集合で発生します。
NOS2016 De kippen2. beleven
Ik beleef, jij beleeft, we beleven. Ik beleefde, wij beleefden. Ik heb beleefd
3. blijven leven
オランダ語 "という言葉przeżyć"(blijven leven)集合で発生します。
VAN DALE nagle wypadki