1. gevoel
Ik had het gevoel dat ik moest huilen toen ik het nieuws hoorde.
Marek praat vaak over zijn gevoelens
Een onaangenaam gevoel is nooit goed.
Wat voor gevoel? vroeg de winkelier.
Het geeft een warm gevoel wanneer je in een liedje in een - naar het schijnt! - vreemde taal (Slowaaks, Macedonisch, Sloveens) woorden hoort die je al kent vanaf je kindertijd en zelfs hele stukken van zinnen begrijpt.
Wat de schoolperiode betreft, heb ik het gevoel echt buiten adem te zijn.
Ze zong haar mooie lied met gevoel.
オランダ語 "という言葉uczucie"(gevoel)集合で発生します。
niderlandzki 2.1 - les 1-2niderlandzki 2.1 les 3-4