1. vader
Zo vader, zo zoon.
Kom, Emilia! Je vader wacht op jou.
Michael, dit is het restaurant waar uw vader en ik onze eerste afspraak hadden.
Zij wou niet gaan maar haar vader dwong haar om te gaan.
John zal een goede echtgenoot en vader zijn.
Door zich voor Esperanto te interesseren zou de zoon zijn vader verheugen.
Werkelijk, mijn vader, het is nog nooit voorgevallen dat ik een overledene heb verkocht.
Elke dag gaat Béla met zijn zoon naar school, want hij is een zorgzame vader.
Vader stichtte zijn onderneming 40 jaar geleden.
Een jongen van zeventien is vaak even groot als zijn vader.
Ge kunt beter niet over het incident spreken met de vader.
Haar vader werd invalide ten gevolge van een hartaanval.
De jongere dochter, die het evenbeeld was van haar vader op gebied van goedheid en eerlijkheid, was bovendien een van de mooiste meisjes, die er te vinden waren.
De prins vond, dat een dergelijke bekwaamheid meer waard was dan om het even wat men als bruidsschat zou kunnen geven aan een meisje. Hij bracht ze naar het paleis van zijn vader, de koning, waar ze met hem trouwde.
De gitarist van Bang wordt volgens een aankondiging door de woordvoerder van de groep voor de tweede keer vader.
オランダ語 "という言葉отац"(vader)集合で発生します。
Familieleden in het Servisch