1. voorzichtig
Wees voorzichtig met dat.
De oude man stak voorzichtig de straat over.
Wees voorzichtig op de weg naar huis.
Rijd voorzichtig.
Wees voorzichtig!
Wees voorzichtig bij het openen van het pakje, om het snoepbeertje niet te beschadigen.
Je moet voorzichtig zijn geen verkoudheid op te lopen.
De straat is een ijsbaan, wees voorzichtig.
Voorzichtig!
We moeten heel voorzichtig zijn.
Men is nooit te voorzichtig.
オランダ語 "という言葉careful"(voorzichtig)集合で発生します。
De populairste Engelse woorden 551 - 600Top 300 adjectives in Dutch 151-2006.2 WATER PLEASEEngels hoofdstuk 6