1. precies
Wees precieser met jouw werk!
Het is precies tien uur.
Onze leraar komt altijd precies op tijd voor de les.
Ik weet niet precies hoeveel bezoekers er waren. Ik geloof driehonderdnogwat.
Mijn horloge is heel precies.
Dit is precies waarom ik mij niet voor kunst interesseer.
Dat is niet precies wat ik in gedachten had.
Geef me een precies antwoord.
Misschien is het voor hem wel precies zo.
Precies om zulke redenen heeft men reeds overvloedig en zeer goed uit vele talen naar het Esperanto vertaald.
Sta bij het station om 11 uur precies.
Jouw intelligentie is precies zo groot als de afstand tussen Bombay en Mumbai.
Ik weet precies wanneer dat gebeurd is.
Waar ben je precies, Dima?! vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.
Wat is daar precies gebeurd?
オランダ語 "という言葉justo"(precies)集合で発生します。
Hoofdstuk 5 Spaans