1. wiel
Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.
オランダ語 "という言葉rueda"(wiel)集合で発生します。
Partes de un carro en neerlandés