辞書 ポーランド語 - オランダ語

język polski - Nederlands, Vlaams

skończyć オランダ語:

1. afmaken afmaken


Ik wil het werk zelf afmaken.
Je moet je studie afmaken voor je vader wordt

オランダ語 "という言葉skończyć"(afmaken)集合で発生します。

Słówka Usłyszane 35

2. afwerken afwerken



オランダ語 "という言葉skończyć"(afwerken)集合で発生します。

af - werkwoorden 1

3. terechtkomen


Wat zal er van Japan terechtkomen?

4. eindigen


Die lessen Engels, die twee maanden geleden zijn begonnen, zullen binnen enkele dagen eindigen.

5. rond krijgen



6. belanden


Gemiddeld belanden er in Nederland elke dag 1 à 2 jongeren onder de 18 in het ziekenhuis omdat ze te veel hebben gedronken.

オランダ語 "という言葉skończyć"(belanden)集合で発生します。

Niuews van de week

7. afkrijgen



オランダ語 "という言葉skończyć"(afkrijgen)集合で発生します。

WIL ER IEMAND OP DOT AGENDAPUNT REAGEREN?

8. uitmaken


Dat maakt ons niet zoveel uit. Maakt niet uit! Dat maakt niets uit! Hij heeft het uitgemaakt met zijn vriendin. Dat moet ieder voor zichzelf uitmaken
Ik kon maar niet uitmaken waarover hij het had.

9. af te maken



10. zijn klaar met